Home » Artikelen » Weerfabel?

Weerfabel?

Een tijd lang hebben we langs de grote rivieren in ons land gewoond, waar je van anderen hoorde over (onweers)buien die wel of niet over de rivier kwamen. Sinds een aantal jaren wonen wij in Veenendaal, met ten oosten van ons de Utrechtse Heuvelrug. Ook hier wordt gezegd dat buien de heuvelrug niet over kunnen trekken of daar blijven hangen. Wat is hier van waar: hebben rivieren en kleine verhogingen in het landschap lokaal invloed op het weer of is dit een fabeltje?

J. Verschuren, Veenendaal

Antwoord

Om deze vraag te beantwoorden moeten we eerst iets beter kijken naar een flinke (onweers)bui. Een bui ontstaat door opstijgende warme lucht. In het zomerhalfjaar is het boven land in het algemeen warmer dan boven zee. Boven land stijgt de lucht makkelijker op en ontstaan er grotere en zwaardere buien. Buien kunnen ontstaan doordat een storing (in de vorm van een front of een lagedrukgebied) de lucht extra stimuleert om op te stijgen. Buien die dan ontstaan organiseren zich vaak in groepen die zich bij voorkeur rangschikken langs een lijn. De voortbeweging van dergelijke buiensystemen komt overeen met de verplaatsingssnelheid van de aandrijvende storing.

In een typische Nederlandse situatie trekken de buien met een snelheid van 40 tot 60 kilometer per uur in noordoostelijke richting over het land. Zulke goed georganiseerde buien bewegen in een min of meer rechte lijn en trekken zich weinig aan van kleine veranderingen in het onderliggende landschap. Ze passeren moeiteloos de grote rivieren, en trekken even makkelijk over de hogere gebieden van de Veluwe. Als de temperaturen iets lager zijn in het rivierengebied, kan dit een licht nadelig effect op de buien hebben, maar vanwege hun snelheid (korte verblijfsduur) is hier voor bewoners nabij de rivieren weinig of niets van te merken.

Boven de zandgronden van de Veluwe kan het juist wat warmer worden. Bovendien moet de lucht door het hogere landschap nog iets verder opstijgen. Dit kan de buien iets helpen, maar bij de beschreven buiensystemen is voor bewoners in bijvoorbeeld Veenendaal ook hier- van weinig te merken. De buien vervolgen hun weg en nemen mogelijk iets in kracht toe. Buien kunnen ook enkel ontstaan door opstijgende luchtbellen. Op een mooie, warme zomerdag vormen zich stapelwolken.

De eerste exemplaren ontstaan boven de warmste gebieden, bijvoorbeeld boven de Veluwe. Als de lucht voldoende onstabiel is, kunnen stapelwolken uitgroeien tot (onweers) buien. De bui wordt voortbewogen door de wind in de vrije atmosfeer, zoals die waait op een hoogte tussen de 3 en 5 kilometer. Die wind is meestal aanzienlijk sterker dan de wind aan de grond en komt ook meestal uit een (iets) andere richting.

In een typische Nederlandse situatie staat er aan de grond bijvoorbeeld een zuidenwind met kracht 3, en op 3 kilometer hoogte een zuidwestenwind met kracht 5 of 6. De bui trekt dan met 35 a 40 kilometer per uur naar het noordoosten. Voor de bewoner uit Veenendaal zal het opvallen, dat buien zich vaak in het oosten lijken op te houden, boven de hoger gelegen en relatief warme zandgronden. Als er een eerste bui is gevallen boven bijvoorbeeld de Goudsberg, die vervolgens in oostelijke richting verdwijnt, is de lucht nabij de Goudsberg sterk afgekoeld door de regen.

Lucht die vanuit het zuiden of zuidwesten komt aanwaaien botst op dit koudere gebied en wordt aan de westrand van het afgekoelde gebied gedwongen om op te stijgen. Daardoor kan er een nieuwe bui ontstaan, iets westelijker dan z’n voorganger. Voor de bewoner in Veenendaal kan het nu lijken of de bui die boven de Goudsberg was ontstaan, terugkomt. In werkelijkheid gaat het om een nieuwe bui, die ook in oostelijke richting zal wegtrekken. Bij losse buien is het dus inderdaad zo, dat verschillen in (de opwarming en de hoogte) van het landschap invloed hebben.

Maar een bui is op te vatten als een enorme luchtballon (afmetingen van 10 bij 10 bij 10 kilometer) die passief wordt voortgedreven  door de heersende wind op grotere hoogte. De beweging van de bui wordt niet of nauwelijks beïnvloed door het onderliggende land. Dit geldt evenzeer voor buien die het rivierengebied passeren. Maar ook daar is het zo, dat verschillen in (opwarming van) het landschap invloed hebben op de ontwikkeling van buien.

Door het gedrag van buien en de plaats waar nieuwe exemplaren ontstaan, kan het ook voor de bewoner van het rivierengebied stellig zo lijken, dat een bui de rivier niet overkomt. Radarbeelden en satellietbeelden laten tegenwoordig op een overtuigende, objectieve manier zien, dat het hier gaat om gezichtsbedrog. Voor de waarnemer op de grond lijkt het zo, in werkelijkheid bewegen de buien zich in een rechte lijn voort.

Reinier van den Berg

Heeft u ook een weervraag?  De redactie zal de leukste, interessantste en/of origineelste vragen beantwoorden in deze rubriek, én u maakt kans op publicatie in het Weer Magazine.

Stuur uw vraag per e-mail naar de redactie  of per post naar:
Redactie Het Weer Magazine
WG Plein 150 1054 SC AMSTERDAM